
Vlieland
Dacht hij er als enige niet zo over? Hij kon het zich niet voorstellen, maar het leek er toch echt op.
Zijn klasgenoten hadden er zin in. Al ruim een jaar ging het nergens anders over.
De zesde klas, een hele week Vlieland!
Ze konden niet wachten.
Hij wel. Een week van huis. Geen muziek. Geen boeken. Acht dagen, van vrijdag t/m vrijdag, gedwongen interactie met klasgenoten. Daar kwam nog bij dat er twee kleine klassen van scholen uit buurtschappen mee zouden gaan, waardoor er naast de kinderen uit zijn klas die hij veelal slechts oppervlakkig kende, zeventien zouden zijn die hij helemaal niet kende.
En als klap op de vuurpijl: ze zouden slapen in tenten! Zeven nachten in een tent! Wat konden ze dan wel niet allemaal doen? Slapen stond niet op het lijstje met mogelijkheden. Man, stel je eens voor. Hij deed vooral zijn best het zich níet voor te stellen.Als hij er teveel aan zou denken zou hij wakker liggen nog voor de periode met ingecalculeerd gebrek aan nachtrust aangebroken was.
Nee, één ding was zeker; mocht er al een vermoeden van ‘leuk!’ in hem gescholen hebben, het vooruitzicht wakker te liggen in een tent maakte daar korte metten mee.
Zijn moeder bracht hem de bewuste vrijdagochtend al vroeg naar de bus die honderdvijftig meter van zijn huis voor school stond te wachten. Een tas in zijn hand met daarin o.a. het speciaal voor de gelegenheid gekochte donkerblauwe plastic bord en wit plastic bestek. Alleen al het vooruitzicht dat te moeten gebruiken om te eten wekte zijn weerzin op.
Bij het instappen riep zijn moeder hem na. ‘Veel plezier jongen!’ De lat werd hoog gelegd.
Van Winterswijk naar de haven van Harlingen. Hoeveel potjes met vet kon je in die tijd op de tafel zetten?
Hij miste zijn boeken. Hij miste de rust van het alleen zijn.
Af en toe voelde hij een hand door zijn haar vegen. De jongen op de stoel achter hem wilde hem met dat gebaar aansporen mee te doen.
Hij dwong zich tot een glimlach. Ja, de jongen had gelijk; dit overtrof elke verwachting. Dat was ook niet zo moeilijk; hij had geen verwachtingen gehad en nu ze eenmaal onderweg waren bleek het in ieder geval niet zo erg als de eindeloze reeks busreizen die hij in zijn hoofd het afgelopen jaar al had gemaakt.
Volgens de kapitein was de zee rustig. Veel van zijn klasgenoten hadden een ander idee bij het woord rustig. Geen potjes met vet meer, maar bleke, stille gezichten naast elkaar op de harde banken aan dek. Een enkeling ging voor de zekerheid aan de reling staan.
Hij had nergens last van. Sterker nog; dit was het beste deel van de reis. Omdat bijna iedereen genoeg had aan zichzelf, was het voor het eerst vandaag rustig om hem heen. Enkel de wind en het schommelen van de boot. Hier kon je aan wennen.
Het kampement bevond zich op een wat meer afgelegen gedeelte van de camping. Grote vaal witte tenten rond een nog grotere bagage- annex keukentent. Rechts naast de keukentent een ronde zandvlakte met in het midden een vlaggenmast. Dit was, zo zou later die dag blijken, de plek waar, zittend in het zand, de maaltijden genuttigd zouden worden.
Hij moest de tent delen met zes jongens die in meer of mindere mate beschouwd konden worden als vrienden.
Hij slaagde erin de plek het verst van de ingang te bemachtigen, waardoor er slechts aan één kant iemand naast hem zou liggen. Al tijdens het uitrollen van de gebloemde slaapzak merkte hij dat deze plek nog en voordeel bood. Met het tentzijl in zijn rug kon hij, in kleermakerszit, de wilde taferelen tussen de andere jongens gade slaan. De actie bevond zich vóór hem én hij hoefde niet mee te doen. Voor hem geen aanval in de rug.
Eten van het plastic bord viel alleszins mee. Buitenlucht maakt hongerig.
De afwas daarentegen was een ander verhaal. Zijn fantasie speelde hem parten.
Na elke maaltijd werden er twee bakken water op twee tafels geplaatst. Een bak met warm water en een flinke scheut afwasmiddel en een bak koud water. Omdat hij elke keer weer als één van de laatsten aan de beurt was om zijn bord en bestek door het water te halen zag hij in zijn verbeelding zijn hand met daarin het bord, onder het schuim tussen de etensresten van zijn voorgangers manoeuvreren. Af en toe voelde hij iets langs de rug van zijn hand vegen.
Het eten dat even daarvoor nog zo goed gesmaakt had, leek zich een weg te willen banen naar de verkeerde uitgang.
Een speurtocht, bonte avond, strandmiddagen, het was aan hem niet besteed. Maar het eiland zelf was van een onverwachte schoonheid. De toeristenstroom bewoog zich vooral richting strand en dorp, waardoor de natuurgebieden een redelijk verlaten indruk maakten. Afgezien van zijn klasgenoten natuurlijk. Maar zelfs de meest verstokte herrieschopper luisterde gefascineerd naar de gids en haar verhalen over droogvallende stukken zee rond een gebied met een wonderlijke mengeling van bomen, water en wit zand. Een kleine wereld gepland midden op een toeristisch eiland omgeven door stranden bevolkt met mensen in badkleding. Een stuk natuur dat even misplaatst leek op het eiland als hij zich er voelde.
De hoofdonderwijzer van de school, tevens elk jaar weer de leraar van de zesde klas en in die functie één van de onderwijzers uit het begeleidende team, genoot, zo leek het, nog meer van de week dan de scholieren.
Jaren later, in een krantenartikel ter gelegenheid van zijn negentigste verjaardag viel te lezen dat hij na zijn pensionering elk jaar weer kort voor de zomervakantie een paar weken op het eiland verbleef. Zo trachtte hij, tot aan zijn dood, het ‘samen met de kinderen gevoel’ levend te houden.
Aan alles komt een eind. Gelukkig, dacht hij. Helaas vonden zijn klasgenoten.
De hoofdonderwijzer liet in niets merken dat het afscheid hem aan het hart ging, maar het kan niet anders of het moet hem zwaar gevallen zijn.
Na de boottocht, nu echt over rustig water, volgde de lange bustocht naar huis. Hij hoefde dit keer niet door een klasgenoot aangespoord te worden mee te doen en zong uit volle borst. Niets was hem te dol. Weer naar huis waar hij afscheid zou mogen nemen van een veel te grote groep kinderen. Het vooruitzicht van een weekend; twee dagen voor hem alleen. Zo kort voor de finish wilde hij wel een steentje bijdragen aan het gejoel. Hij zong de kilometers onder de wielen van de bus door. Hij schreeuwde Vlieland naar open water.
De hoofdonderwijzer deed, gewapend met een microfoon, enkele pogingen het beperkte liedrepertoire uit te breiden. Zijn versterkte stem bleef het onderspit delven tegen het geweld van een bus vol kinderen die het zoveelste potje met vet op de tafel wilden zetten.
Thuis gekomen bleek dat, hoewel hij een week van huis was geweest, hij nog eerder thuis was dan de kaart die hij al op maandag gepost had. Een kaart volgeschreven met de avonturen van de eerste drie dagen.
Het zat er op. Voorlopig was hij veilig. Hij wist dat er ergens tijdens de jaren op de middelbare school weer een week van huis gepland zou worden, maar dat was een zorg voor later.
Eerst maar eens genieten van de rust en zijn hobby’s.
‘Hoe was het?’ vroeg zijn moeder. ‘Heb je nog iets gemist?’
‘Ik heb alleen muziek gemist.’